Albert Willem van Renterghem – De wonderdokter

Op 15 augustus 1887 gluren twee heren nerveus door de kieren tussen de gordijnen in de voorkamer van een pand aan het Singel in Amsterdam. Zou er wel iemand komen? Beide mannen zijn arts: de 42-jarige Albert Willem van Renterghem en de 27-jarige Frederik van Eeden. Tegen het raam staat een wit karton met de mededeling dat patiënten op werkdagen van elf tot drie voor een ‘behandeling door hypnotisme’ bij de dokters terecht kunnen.

Even na elven loopt een man zoekend op en neer langs het huis en belt aan. Zou hij voor de kleermaker komen van wie ze de etage huren? “Nee, stellig niet,” constateert Van Eeden, “het is een eenvoudige werkman”. En hij heeft gelijk, ze horen de man bij de voordeur naar de heren doktoren vragen, en zien hem even later binnenstappen: hun eerste patiënt. Of hij ook werkelijk door hypnose wordt genezen, meldt de historie niet, wel dat Van Renterghem ‘s avond aan zijn vrouw in Goes kan telegraferen dat er die dag vijf patiënten zijn geweest. “De dag erna kon ik er acht, de dag later tien, vervolgens negen, zestien, twaalf, vijftien, melden’. En daarmee is de eerste psychotherapeutische praktijk in Nederland een feit.

Van Renterghem schreef in de laatste decennia van zijn lange leven een 1389 pagina’s tellende autobiografie waarvan in totaal slechts honderd exemplaren in druk verschenen. Zo ontsnap je natuurlijk niet aan de vergetelheid en de naam Van Renterghem doet dan ook bij nog maar een enkeling een belletje rinkelen. Dat is te weinig eer voor een plattelandsarts uit Zeeland die naar Frankrijk reisde om de daar ontdekte hypnose zelf te leren toepassen, Carl Jung in Zwitserland opzocht om zich in de psychoanalyse te bekwamen en gewapend met deze nieuwe vaardigheden in Nederland de psychotherapie aanslingerde. Het door de Zeeuwse schrijver Rinus Spruit samengestelde De wonderdokter brengt Van Renterghem dan ook terecht opnieuw onder de aandacht. Spruit, bekend van romans als De rietdekker en Broeder, schrijf toch eens, stuitte in het gemeentearchief van Goes op de lijvige autobiografie, was verbaasd over de onbekendheid van zijn bijzondere provinciegenoot en zette zich aan het schrappen en selecteren. Van de 1389 pagina’s hield hij er bij elkaar 200 over die hij aaneenvoegde tot een opmerkelijk compleet aandoende vertelling.

We maken kennis met de dokter op het moment dat hij zijn tijd als scheepsarts afsluit en zich als huisarts in Zeeland vestigt, aanvankelijk op het platteland en een paar jaar later in Goes waar hij de praktijk van zijn vader overneemt. Het zijn geen gemakkelijke tijden voor artsen. Tegenover veel ziektes staan ze machteloos door het ontbreken van antibiotica, insuline, doeltreffende verdovingsmiddelen en de erbarmelijke hygiënische omstandigheden van de meeste patiënten.

Machteloos voelt Van Renterghem zich het diepst wanneer zijn eigen dochtertje kroep krijgt en aan verstikking dreigt te sterven. Als hij de noodzakelijk snee in haar luchtpijp maakt, een operatie die noch door hemzelf, noch door zijn vader noch door de te hulp geroepen collega ooit uitgevoerd was, ziet hij haar onder zijn handen sterven. Het zal hem zijn leven lang niet meer loslaten. Troost bieden zijn drie zoontjes. En afleiding dient zich aan als Van Renterghem een artikel leest over de Franse arts Liébeault die zijn patiënten met behulp van hypnose geneest. Tijdens een bezoek aan deze arts raakt hij begeesterd: “Dankzij Liébeault had ik een nieuw wapen leren kennen, een wapen in al zijn eenvoud krachtiger in de strijd tegen ziekten dan menig stoffelijk middel: het gesproken woord.”

Een hardhorende man met een voortdurend terugkerende pijn op de borst is de eerste die hij – noodgedwongen bijna schreeuwend – in eigen praktijk onder hypnose geneest. Veel successen volgen en zijn faam als wonderdokter bereikt de net afgestudeerde arts en schrijver Frederik van Eeden. Van Eeden reist naar Goes, woont hypnosesessies bij, laat zichzelf hypnotiseren en doet Van Renterghem het voorstel om samen in Amsterdam een hypnosepraktijk te beginnen. Van Renterghem waagt de stap aarzelend, maar al snel is het succes van de gezamenlijke kliniek zo groot dat hij zijn hele familie uit Goes kan laten overkomen. Vijf jaar later, als Van Eeden uit de praktijk terugtreedt omdat zijn hart meer bij het schrijven ligt, durft Van Renterghem zelfs te dromen van een op maat gesneden nieuw gebouw, dat hij uiteindelijk aan de Van Breestraat realiseert. In zijn eigen Instituut Liébeault zal hij, met een nieuwe compagnon, tot zijn tweeëntachtigste jaar blijven werken.  

In de laatste twintig jaar van zijn werkzame leven ontdekt hij de psychoanalyse. Hij bezoekt congressen en ontmoet Freud en Jung. Geestdriftig schrijft hij tijdens zijn leeranalyse bij Jung aan zijn compagnon: “je kunt niet geloven wat een onmetelijk veld de nieuwe psychologie aanbiedt en hoe dit nog grotendeels braak ligt.”

Dat kunnen we inmiddels, met zo’n kleine drieduizend psychotherapiepraktijken in Nederland, heel goed geloven. De wonderdokter laat fraai het optimisme en de gedrevenheid zien waarmee de eerste spades op dit onmetelijke veld de grond ingingen.

Albert Willem van Renterghem – De wonderdokter

Samengesteld door Rinus Spruit

Cossee; 224 pagina’s; € 20,99

ISBN 9789059368644