Alzheimer. Commisaris Vincke keek nog een keer op zijn blocnote: “De ziekte van Alzheimer. Daar had hij nog nooit van gehoord.” De Vlaamse commisaris, een hoofdpersoon in De zaak Alzheimer van Jef Geraerts, zit tegenover een huurmoordenaar die zegt ziek te zijn. De naam van zijn ziekte is hij – niet verwonderlijk – vergeten en de naam van zijn psychiater in Amerika ook. Gelukkig staat die in zijn opschrijfboekje en zo kan Vincke hem bellen. Alzheimer dus. Een ziekte die hersencellen vernietigt. De psychiater vertelt hem ook het verloop. Hoewel huurmoordenaar Ledda vooralsnog vooral af en toe een naam vergeet, maar nog prima in staat blijkt gedetailleerd verslag te doen van de ingewikkelde reeks moorden die hij recent op bestelling gepleegd heeft, is de prognose dramatisch: zo’n drie maanden tot een jaar en dan is er van zijn hersenen niets meer over.
Het is duidelijk dat ook Jef Geraerts zelf niet bar veel verstand van alzheimer had. En daarmee was hij in 1986, toen hij het boek schreef, in royaal gezelschap: behalve neurologen en psychiaters kende nog vrijwel niemand het woord alzheimer, laat staan dat duidelijk was wat het precies inhield. Natuurlijk waren er talloze ouderen die vergeetachtig werden of ’s nachts in pyjama de straat opgingen, en waren er evenveel verontruste familieleden die daar de zorg voor hadden. Maar daar waren woorden voor in omloop als ouderdomsseniliteit en aderverkalking. Het hoorde erbij en een groot probleem leek het niet. Het Nederlandse publiek werd wat dat betreft wakker geschud door een aan dementie gewijde uitzending van het tv-programma ‘Koos Postema in gesprek’, in januari 1984. De ruim 20.000 vaak geëmotioneerde telefonische reacties die de Stichting Korrelatie daarop binnenkreeg, lieten zien dat er wel degelijk een probleem was, een probleem dat met de toenemende vergrijzing alleen maar omvangrijker zou worden. Er bleek een grote behoefte aan zowel informatie als steun en nog datzelfde jaar werd daartoe de Alzheimerstichting opgericht.
Inmiddels is iedere informatieleemte tot overlopen toe gevuld met artikelen, documentaires, boeken van al dan niet bekende zonen of dochters van demente ouders, ervaringsverhalen van mensen met beginnende alzheimer, romans en films als Iris (2001), The Notebook (2004) en Still Alice (2015). Het beeld van de alzheimerpatiënt werd bekender, menselijker en gevarieerder.
Toen De zaak Alzheimer in 2003 verfilmd werd, waren de sporen van de toegenomen kennis te zien in het bijgestelde beeld van Ledda. In plaats van de door Geraerts beschreven zelfverzekerde huurmoordenaar met niet meer dan een geheugenprobleempje, zien we een onzekere man met hinderlijke black-outs die voortdurend aantekeningen maakt op zijn arm om zich in een steeds chaotischere wereld staande te houden.
Meer en meer thrillerschrijvers begonnen de mogelijkheden van deze chaotische wereld te exploreren. Hoe die wereld er voor de alzheimerpatiënt zelf uitzag, bleef natuurlijk koffiedik kijken voor de niet-patiënt. Toch sloegen een paar schrijvers ook daar een door alle informatie gesteunde slag naar.
De Amerikaanse schrijfster Alice LaPlante was de eerste die het plot van een thriller baseerde op het gezichtspunt van de demente hoofdpersoon. In haar in 2011 verschenen Hersenspinsels moeten we vanuit de verwarde notities en herinneringen van een chirurg met alzheimer zien op te maken of klopt wat de politie vermoedt: dat ze haar beste vriendin heeft vermoord om vervolgens met chirurgische precisie de vingers van een hand van het slachtoffer te amputeren.
In 2014 volgde de Engelse schrijfster Emma Healey datzelfde procedé met Ze is zoek, over de dementerende Maud. Met haar zwaar aangetaste geheugen blijft Maud ervan overtuigd dat een goede vriendin vermoord is en mengen haar verwarde ideeën zich met herinneringen aan haar een halve eeuw eerder verdwenen zus.
In beide boeken rust het plot op een ingenieus in elkaar steken van verwarring en feiten en is de alzheimer meer onderdeel van een knap spel dan een akelige ziekte.
Maar ook de meer alledaagse kommer en kwel van de ziekte krijgt ruim baan in de aanzwellende stroom thrillers waarin alzheimer een cruciale rol spelen. Zo toont de oogst van het afgelopen jaar naast de gebruikelijke geheugenproblemen, de kwetsbaarheid van de patiënt, het juk van de mantelzorger, de angst van familieleden voor de erfelijkheid van alzheimer en de oplaaiende paniek als de eerste tekenen erop wijzen dat de diagnose onontkoombaar is.
De kwetsbaarheid, de mogelijkheid van misbruik van de alzheimerpatiënt staat centraal in In het donker van de Amerikaanse schrijfster Cara Hunter. In de afgesloten kelder van het huis van een dementerende man worden toevallig, dankzij een verbouwing bij de buren, een vrijwel uitgehongerd meisje en haar tweejarige peuter gevonden. De verwarde man weet van niks. Toch lijkt alles erop te wijzen dat hij een pedofiele bruut is. Is hij het compleet vergeten? Doet hij alsof? Of is hij er gruwelijk ingeluisd?
De mantelzorger heeft de hoofdrol in zowel Winterland van het Deense schrijversduo Faber en Pedersen als in Wild vlees van de Vlaamse Rudy Morren. In Winterland is inspecteur Juncker bij zijn dementerende vader ingetrokken. Hij raakt geleidelijk totaal uitgeput van de onmogelijkheid zich op een dubbele moord en een terreuraanslag te concentreren, terwijl tegelijkertijd zijn vader de weg kwijtraakt, onzindelijk wordt en iedere hulp weigert.
In het Wild vlees is de vereenzaamde Dirk, behept met een hoop persoonlijke problemen, de toegewijde mantelzorger die dagelijks zijn in een verpleeghuis verblijvende demente moeder bezoekt. Dat valt niet mee, temeer daar hij bang is erfelijk belast te zijn. Hij doet er dan ook alles aan – stappenteller kopen, gezond eten, lid worden van een koor, interesse in nieuwe dingen tonen – om zijn geest gezond te houden.
Wat voor vrijwel alle thrillers geldt waarin alzheimer een rol speelt, is dat de nadruk ligt op de bij alzheimer horende aftakeling, het vermorzelde geheugen, het verlies van decorum. Voor wie eenmaal door de ziekte getroffen wordt, valt het doek. Dat gold ook voor de waarschijnlijk meest beroemde alzheimerpatiënt van de thrillerliteratuur: Kurt Wallander. Rond deze politie-inspecteur schreef de Zweedse schrijver Henning Mankell in de jaren negentig van de vorige eeuw een reeks thrillers. Die sloot hij na tien jaar stilte af met De gekwelde man (2009), waarin Wallander last krijgt van “een soort vergeetachtigheid die hij niet herkende. Een duisternis die hij niet met lampen wist te verlichten.” Hij begrijpt dan wel hoe laat het is: “hij zou langzaam verdwijnen in het lege universum dat alzheimer heet.”
Met deze ontwikkeling zette Manning resoluut een streep onder de serie. De impliciete boodschap was immers: wie eenmaal alzheimer heeft kan geen held meer zijn in een politieserie.
Maar dan betreden Teresia Battaglia en Hanne Lagerlind-Schön het veld. Beiden zijn ze werkzaam als profiler bij de politie, beiden zijn ze de heldin van het verhaal. En beiden lijden al vanaf de eerste pagina’s aan alzheimer. Teresia heeft van de Italiaanse schrijfster Ilaria Tuti zelfs een trilogie gekregen, waarvan de eerste twee delen verschenen zijn. Hanne heeft de hoofdrol in Dagboek van mijn verdwijning van de Zweedse schrijfster Camilla Grebe, en een korte comeback in het zojuist verschenen In slaap gevangen. Teresia en Hanne hebben meer gemeen: beide profilers proberen (vergeefs) hun ziekte voor hun collega’s verborgen houden, ze houden allebei een dagboek bij om hun haperende geheugen te stutten, en hoewel ze beiden blackouts hebben en er steeds meer gaten in hun geheugen vallen, blijft hun scherpzinnigheid onaangetast. En datzelfde geldt voor het respect van hun collega’s. Hanne heeft zich in In slaap gevangen teruggetrokken in een dorpje op het platteland waar ze door een vrouw wordt verzorgd en behoedt voor ongelukken. Maar als haar vroegere collega’s vastzitten met een onderzoek, bezoeken ze haar: “Als we haar straks zien, vertel ik hoe ver we met het onderzoek zijn en laat ik haar het gedicht zien enzovoort. Daar laat ik haar dan spontaan op reageren want haar cognitieve vermogen is in feite intact”.
En Teresa, die zichzelf bij de les houdt met briefjes, puzzeltjes en een zilveren armbandje om haar pols met de tekst ‘Teresa Battaglia. Zo heet je’, voelt zich ondanks de verwarring en de angst toch niet in de eerste plaats patiënt : “als ik ’s ochtends mijn ogen open doe ben ik een politievrouw. Elke dag, elk uur.”
De nadruk ligt in zowel het verhaal van Hanne als van Teresa niet zozeer op wat er allemaal wegvalt als wel op wie ze nog altijd zijn en op hun sterke punten. Je zou het de emancipatie van de alzheimerpatiënt kunnen noemen. De schrijfsters lopen daarmee in de pas met een trend die ook in de non-fictie over alzheimer steeds meer de nadruk krijgt. Door te benadrukken wat mensen nog wel kunnen en dat te versterken blijkt er nog een heel leven te gaan tussen de eerste tekenen van de ziekte tot Wallanders onvermijdelijke ‘verdwijnen in het lege universum dat alzheimer heeft.’
Ilaria Tuti: De slapende nimf (2020)
Xander; 464 pagina’s; € 21,99
ISBN 9789401611640
Kind 39 (2019)
Xander; 335 pagina’s; € 20,99
ISBN 9789401609951
Camilla Grebe: In slaap gevangen (2020)
Cargo; 416 pagina’s; € 20,99
ISBN 9789403176901
Dagboek van mijn verdwijning (2019)
Cargo; 408 pagina’s; € 19,99
ISBN · 9789403133201
Cara Hunter: In het donker (2019)
Prometheus; 352 pagina’s; € 19,99
ISBN 9789044641820
Rudy Morren: Wild vlees (2019)
Horizon; 336 pagina’s; € 21,99
ISBN 9789492626431
Kim Faber & Janni Pedersen: Winterland (2020)
HarperCollins; 416 pagina’s; € 21,99
ISBN 9789402704891