Vogel van waanzin in dit zenuwhuis
duikt in vervoering donkerheden binnen,
die zij heeft weten te beminnen,
maar vindt haar hand niet meer, wijkt uit
ten venster, waar onroerbaar zwart
de horizonnen liggen,
die zij heeft liefgehad —
maar vliegt zich in het glas te blinde
en legt zich neer in ‘t midden van de kluis,
waar ik begin te bidden:
geef nu een zacht vergif dit dier en ‘t huis,
o dood, uw laatste zuiverende winden.
Gerrit Achterberg (1905-1962)