Dicht bij het einde, terug naar het begin

 

De Amerikaanse psychiater Irvin Yalom heeft al vanaf zijn kinderjaren met grote regelmaat dezelfde dagdroom: een goedgeklede man, die niet nader gespecificeerd wordt maar duidelijk invloedrijk is, stapt de kruidenierszaak van zijn vader binnen om met hem over diens zoon Irvin te praten. Hij legt de verblufte vader uit dat Irvin een buitengewoon slimme leerling is die mogelijk heel waardevolle bijdragen aan de samenleving zou kunnen leveren. Maar, waarschuwt hij, dan moet hij wel een goede opleiding hebben. Hij, de invloedrijke man, wil graag helpen de jongen op een goede privéschool onder te brengen. Veel verder gaat de fantasie niet, maar de strekking is duidelijk. “Ik wilde gered worden’” aldus Yalom, inmiddels 86 jaar oud, in zijn zojuist verschenen autobiografie Dicht bij het einde, terug naar het begin.

Dat hij die behoefte de eerste veertien jaar van zijn leven had, is volkomen begrijpelijk. Zijn ouders, joodse immigranten die na de Russische Revolutie naar Amerika vluchtten en neerstreken in een arme, zwarte wijk in Washington, ploeterden van de vroege ochtend tot de late avond in hun kruidenierszaak om hun twee kinderen een beter leven te geven. Van zijn vader herinnert Yalom zich vooral het zwijgen, van zijn moeder het boze gescheld, vaak op hem. Van het sjofele appartementje boven de winkel herinnert hij zich de kakkerlakken, de ratten en de alcoholisten die in het trapportaal hun roes uitsliepen, van de buurt de misdaad, het gevaar en de antisemitische bedreigingen. Vrienden had hij niet, laat staan iemand die hem de weg kon wijzen in de Amerikaanse samenleving of zich om zijn intellectuele ontwikkeling bekommerde. Wat moest hij als leergierige tienjarige in een bibliotheek waarvan de bibliothecaresse hem streng en met een vinger op haar lippen naar de kinderafdeling wees? Hij nam het besluit op eigen gezag elke week een boek uit de kast met biografieën te halen, te beginnen met die van iemand wiens naam met een A begon (de bokskampioen Henry Armstrong), vervolgens van iemand met een B (filosoof Francis Bacon), en zo verder met de rest van het alfabet. Terugkijkend voelt Yalom ‘niets dan medeleven met dat eenzame, bange, vastberaden jongetje’ dat zonder hulp of zinnig systeem zijn zelfeducatie ter hand nam.

Aan het treurige deel van zijn jeugd komt een eind als hij veertien is en het gezin naar een groot huis in een goede wijk verhuist. Hij krijgt plezier in het leven, maakt vrienden en leert Marlilyn kennen, een meisje met wie hij zijn liefde voor literatuur deelt, met wie hij vanaf zijn vijftiende tot op de dag van vandaag gelukkig samen is en vier kinderen heeft. Als hij eenmaal toegelaten is tot de studie geneeskunde, ondanks het in die tijd door universiteiten gehanteerde quotum van vijf procent voor joodse studenten, begint hij aan de gestage opbouw van de carrière die hem wereldfaam bezorgde.

Je zou verwachten dat met deze gunstige wending een einde kwam aan de dagdroom over een mentor. Toch blijft de kinderfantasie hem bestoken tot hij al ver in de tachtig is. Pas als hij tijdens het schrijven van zijn autobiografie terugkijkt op zijn leven, beseft hij dat die mentoren er wel degelijk waren: “Misschien heb ik altijd te zeer de behoefte gehad om mezelf als een selfmade man te beschouwen.”

 

In het aangenaam leesbare Dicht bij het einde, terug naar het begin laat Yalom de ontwikkeling zien van zoekende tiener tot alom gerespecteerde psychiater. De mentoren waarvan hij met terugwerkende kracht de invloed erkent, zijn onder meer de docenten die zijn talenten opmerkten en hem met succes in de richting van het onderzoek stuurden: van 1962 tot 1994 was hij als onderzoeker, docent en therapeut verbonden aan de psychiatrieopleiding van Stanford en verdiende hij zijn eerste wetenschappelijke sporen met het schrijven van een handboek over groepstherapie.

Maar ook in Marilyn ziet hij een vroege mentor. Zij specialiseerde zich in de Franse letterkunde en zette hem op het spoor van existentialistische schrijvers als Camus en Sartre, die hem op hun beurt de weg wezen naar filosofen als Kierkegaard, Schopenhauer en Nietzsche. Hun inzichten leken hem van essentieel belang voor zijn patiënten. Yalom: ‘Ik begreep steeds beter dat veel kwesties waarmee mijn patiënten worstelden – ouderdom, verlies, dood, grote levenskeuzen op het gebied van carrière en huwelijkspartners – veel overtuigender werden behandeld door romanschrijvers en filosofen dan door leden van mijn eigen vakgebied.’                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                            Hij zocht naar mogelijkheden hun inzichten naar de psychotherapiepraktijk te vertalen en schreef over het resultaat een tweede succesvol studieboek rond thema’s als doodsangst, eenzaamheid en zingeving.

 

Met dit tweede boek had hij zijn gebied afgebakend en vond hij de rust om te gaan doen wat hij altijd al wilde: verhalen schrijven. Verhalen over zijn patiënten, over de rol van de therapeut, over filosofen die hem intrigeerden. Meestal schreef hij ze met het educatieve doel beginnende therapeuten op gang te helpen, soms gewoon als romans. Voor het schrijven nam hij sabatticals die hem en zijn gezin over de hele wereld voerden, van Japan, China en Bali tot Parijs, Londen en Griekenland. En van iedere sabbatical keerde hij terug met een nieuwe bestseller: Scherprechter van de liefde, De Schopenhauerkuur, Nietzsches tranen, Het raadsel Spinoza, Eendagsvlinders, De therapeut, Tegen de zon inkijken.

Zijn autobiografie is een waardig slotakkoord. Nieuwe boeken zullen er niet meer komen, al bezorgt zijn stelligheid daarover hem tegelijk een gevoel van onbehagen. Sinds zijn pensionering in 1994 besteedt Yalom zijn ochtenden aan schrijven en zijn middagen aan patiënten. Aan die vertrouwde routine komt nu een einde, hoewel hij met patiënten wil doorgaan tot de gaten in zijn geheugen te groot worden.

 

Het leven van de jongen die in een achterbuurt opgroeide, is zo slecht nog niet uitgepakt.

Met zijn geheel eigen stem, zijn warsheid van het psychoanalytische dogma dat je als psychiater niets van jezelf mag laten zien, zijn weerzin tegen cognitieve therapie en standaard behandelschema’s, zijn overtuiging dat het belangrijkste werkzame effect van een therapie een authentiek contact tussen patiënt en psychiater is, heeft hij wereldwijd een groot lezerspubliek aan zich weten te binden.

Het lezen van biografieën op alfabetische volgorde was misschien niet de meest efficiënte weg naar een academische carrière, het heeft hem ongetwijfeld wel gesterkt in wat hem zo’n bijzonder psychiater maakt: het zoeken van zijn eigen weg als de gebaande paden hem niet bevielen.

 

Irvin Yalom: Dicht bij het einde, terug naar het begin – Memoires van een psychiater

Balans; 360 pagina’s; € 24,95

ISBN 9789460035159