Maria Stepanova: Voorbij het geheugen

“Soms lijkt het dat je alleen van het verleden kunt houden, als je zeker weet dat het niet terugkomt,” constateert de Russische dichter en journalist Maria Stepanova aan het slot van haar lijvige familiegeschiedenis Voorbij het geheugen. Ze heeft vier generaties van haar Joodse familie terug in leven willen roepen door ieder spoor tot in elke uithoek van Rusland (en soms daarbuiten) te volgen, ieder snipper nagelaten papier uit te pluizen, haar moeders verhalen op te zuigen. Maar aan het einde van de zoektocht moet ze constateren dat de in het niets opgeloste betovergrootvader Isaak, de als familielegende voortlevende overgrootmoeder Sarra, haar mooie oma Ljolja en alle anderen haar nog steeds ontglippen: “De plekken waar de mensen van mijn familie liepen, zaten, zoenden, afdaalden naar de rivier of op de tram sprongen, de steden waar ze van naam en gezicht bekend waren, hebben geen broederschap met me gesloten. Het slagveld, groen en onverschillig, is met gras overgroeid.”

Behalve dat de door haar hoopvol bezochte steden zelden meer dan een naamsvermelding op een graf of in een archief opleveren, maken ook de nagelaten documenten, die als tussenhoofdstukken in het boek zijn opgenomen, de onmogelijkheid van haar onderneming meteen duidelijk: de dagelijkse, gedetailleerde notities van een overleden tante blijken vooral te gaan over haar bedtijden en over wat ze koopt, eet, wast en op tv ziet. De opgewekte hier-gaat-alles-voortreffelijk-brieven van een achterneef die als soldaat in de Tweede Wereldoorlog omkwam, zijn uitsluitend bedoeld om het thuisfront gerust te stellen. En de vermakelijke brieven die haar vader schreef toen hij in de jaren zestig als jongeman in Bajkonoer verbleef om mee te werken aan de bouw van geheime ruimtevaartobjecten, mag ze van hem niet gebruiken: “ik moet er niet aan denken dat iemand die brieven leest en denkt dat ik zo ben.” Zelfs de vele kaarten die bewaard zijn van overgrootmoeder Sarra, de heldin van de familie, stellen Stepanova in hun nietszeggendheid teleur. Sarra stond in 1905 op de barricades, zat nog in de tsarentijd in de gevangenis, vetrok naar Frankrijk om aan de Sorbonne medicijnen te studeren en keerde terug toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Ze trouwde, werd arts en hield zich verder gedeisd. Was dat laatste haar manier om het Sovjetregime te overleven? En hoe zat dat met de voor Stepanova zo teleurstellend saaie en brave rest van de familie – de ambtenaren, artsen en ingenieurs – die bovendien allemaal aan de pogroms en Holocaust ontsnapt lijken te zijn? Heeft ook hun onvindbaarheid te maken met pogingen onder de radar te blijven?

Hoe dan ook, informatie is er onvoldoende, en hoewel Stepanova al vanaf haar tiende van plan is een meeslepende familieroman te schrijven, besluit ze het uiteindelijk over een andere boeg te gooien. Ze maakt van haar zoektocht naar haar familieleden de inzet voor meer beschouwende vragen als: hoe functioneert het geheugen? Wat is de waarde van het met postmemory aangeduide herinneren van de herinneringen van anderen? Hoe verhouden foto’s en documenten zich tot wat er ooit echt gebeurde? Waarom houden zoveel mensen zich op het moment zo intensief met het verleden bezig? En hoe geven andere – vooral Joodse – schrijvers en kunstenaars vorm aan hun familiegeschiedenis?

Stepanova, die met dit boek twee belangrijke Russische literaire prijzen won, is behalve dichter ook de belezen en kunstminnende  uitgever en hoofdredacteur van het eerste onafhankelijke, met crowdfunding gefinancierde digitale cultuurtijdschrift van Rusland, Colta.ru.  Haar gedegen cultuurkennis dringt op alle pagina’s van haar boek door, zonder ooit geforceerd te zijn. Ze illustreert haar verhaal met verwijzingen naar schrijvers als Proust, Kafka, Nabokov en Orhan Pamuk. Ze beschrijft het impliciete antisemitisme aan de hand van George du Mauriers bestseller Trilby. En ze plaatst de Russische schrijver Mandelstam, die schrijft om het verleden te verwerpen, tegenover de Duitse schrijver Sebald, die schrijft om het verleden juist te koesteren. 

Stepanavo’s literaire verwijzingen nodigen uit zelf in het besprokene te gaan grasduinen, zoals ook haar beschrijvingen van beeldende kunst nieuwsgierig maken: hoe zien ze eruit, die dwepende herinneringskastjes van de onbekende Amerikaanse kunstenaar Joseph Cornell; de ruim 1300 gouaches waarmee de Joods-Duitse Charlotte Salomons kort voor haar dood in Auschwitz haar familiegeschiedenis schetste; of de onschuldig kabbelende, onsamenhangende beelden van Helga Landauers korte film Diversions, die plotseling van betekenis veranderen als je aan het einde leest dat ze aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog genomen zijn?

Een gemakkelijk boek is Voorbij het geheugen zeker niet. Stepanova schrijft associatief en poëtisch, soms rakelings scherend langs de afgrond van de mooischrijverij. Aan chronologie doet ze niet, wat voor de lezer tot heel wat gepuzzel leidt om de familie een beetje kloppend in elkaar te schuiven en waarbij de verwarrende Russische namen (Leonid en Ljonja?: dezelfde persoon) en specifieke Russische referenties tot terugbladeren en googelen nopen. Maar het feit dat je soms alle zeilen moet bijzetten om haar grillige vertelwijze te volgen, doet niet af aan het feit dat Voorbij het geheugen voor alles een rijke en intrigerende vertelling is.

Maria Stepanova: Voorbij het geheugen – een familiegeschiedenis

Uit het Russisch vertaald door Jan Robert Braat

De Bezige Bij; 458 pagina’s; € 29,99

ISBN 9789403150307

Uit het Russisch vertaald door Jan Robert Braat

De Bezige Bij; 458 pagina’s; € 29,99 ISBN 9789403150307