Tot een uitgever het opperde had schrijver en bioloog Tijs Goldschmidt geen moment aan het publiceren van zijn eigen brieven gedacht. Was dat, schrijft hij in de inleiding van Onvoldoende liefdesbrieven, niet meer iets voor familieleden van gevierde romanschrijvers en dichters die niet meer leven? De uitgever trok hem niettemin over de streep en daar mogen we hem dankbaar voor zijn: Goldschmidt blijkt een onderhoudend brievenschrijver. In de tweehonderd brieven die hij selecteerde uit wat hij de afgelopen dertig jaar schreef aan vrienden, familie, kennissen of mensen met wie hij samenwerkt, toont hij zich een grage, zorgvuldig formulerende verteller met een brede belangstelling en een flink reservoir aan anecdotes en wetenswaardigheden. “Het lijkt me erg onwaarschijnlijk dat een kat zich zou kunnen schamen, maar overspronggedrag is het wel,” schrijft hij op de vraag van Joop Goudsbloem of een kat die zijn vacht likt als het hem niet lukt een prooi te vangen, dat doet uit schaamte. Om vervolgens zowel het principe van overspronggedrag uit te leggen als de onwaarschijnlijkheid van schaamte. Uit een brief aan Anna Tilroe leren we hoe het komt dat zebra’s dunne of dikke zwarte strepen hebben. En uit een brief aan Claire Weerda hoe kansloze stekelbaarsmannetjes op de relatiemarkt er toch in slagen om via slinkse wegen (ze worden dan ook wel sneaky fuckers genoemd) vrouweneitjes te bevruchten. Allemaal leuk om te weten, maar vooral mooi om te zien hoe Goldschmidt in zijn brieven niet minder dan in zijn boeken afgewogen tot voorzichtige conclusies komt.
Wie vertrouwd is met het werk van Goldschmidt komt een hoop oude bekenden tegen. Zoals de in Darwins Hofvijver beschreven vissenpopulatie van het Victoriameer in Tanzania, die hij vijf jaar lang observeerde, onderzocht en goeddeels uitgeroeid zag worden dankzij de onbesuisde introductie van de nijlbaars in het meer. Of de Asmatters, de door Goldschmidt regelmatig bezochte bevolkingsgroep in het zuiden van Papoea die we kennen van zijn deelname aan het VPRO-programma Zomergasten en van de essaybundels die geregeld verschijnen sinds hij in 1993 de wetenschap verruilde voor het schrijverschap. Ook andere thema’s uit zijn essays, zoals kunst, poëzie en muziek, vind je in zijn brieven terug, zij het vluchtiger. Het blijven tenslotte brieven. Goldschmidt geeft antwoord op vragen die je niet gehoord hebt, reageert op discussies die je niet kent en vertelt verhalen maar half omdat de ontvanger van de brief de andere helft wel weet. Meestal hindert dat niet, maar soms sprokkel je net genoeg informatie bij elkaar om de behoefte aan meer aan te wakkeren.
Hoe zit het bijvoorbeeld precies met zijn terugkerende depressies, beginnend met een ‘halfslachtige suïcidepoging’ op zijn zeventiende? Hij meldt ze af en toe terloops en probeert ze tegenwoordig te bestrijden met verwoed salsadansen, maar ze moeten toch behoorlijk ontregelend geweest zijn: “Een half jaar voor de dood van mijn vader zakte ik weg in een peilloos diepe depressie die vervolgens enkele jaren aanhield.”
En hoe zit het precies met die vader, die hij dan weer verdedigt, dan weer afserveert als een man die zijn leven lange tijd behoorlijk vergald heeft? Zijn vader, Joods kampoverlever, geliefd logopedist maar ook een ‘toegewijde narcist’ die van complimenten leefde en geen kinderen wilde – stond in het gezin op een voetstuk tot hij vertrok met een jongere vrouw. Dat hij toch kinderen kreeg was om zijn vrouw te plezieren maar aandacht gaf hij ze nooit. Hij vertelde zijn tienjarige zoon dat hij hem nooit gewild had met het voor een jongensbrein te ingewikkelde argument dat hij ‘te veel van hem hield om hem het leven te willen aandoen’.
Dat je bij dit soort fragmenten graag het hele verhaal zou willen hebben, doet niet af aan het feit dat Onvoldoende liefdesbrieven een mooi en innemend boek is.
Tijs Goldschmidt: Onvoldoende liefdesbrieven
Van Oorschot; 340 pagina’s; € 25, –
ISBN 9789028291003